In geval van twijfel: slijpen!
Ik lees graag wat sommigen als “vakliteratuur” zouden klasseren; boeken geschreven door stoelenmakers, houtdraaiers, meubelmakers, lepelsnijders, sculpteurs, enzovoort. Stuk voor stuk ambachtslieden met een levenslange passie voor houtbewerken met handgereedschap. Wat hierbij opvalt is dat niet één van die vakmannen het nalaat om te wijzen op het belang van scherp gereedschap. Het aantal pagina’s dat aan dit onderwerp besteed wordt varieert weliswaar van publicatie tot publicatie, maar onveranderlijk wordt er een hoofdstuk, paragraaf of kanttekening aan slijptechnieken gewijd en benadrukt dat scherp gereedschap een absolute voorwaarde is voor accuraat en efficiënt werk.
Herhaling werkt, en zodoende was ik al snel overtuigd van het belang van scherp gereedschap voor mijn eigen werk. Ik herinner me nog dat ik jaren geleden soms zelfs een volledige avond uittrok om mijn schaafbeitel perfect scheermesscherp te slijpen. Wat ik echter in het begin glansrijk onderschatte was de frequentie waarmee geslepen moet worden. Hout werkt als een soort schuurmiddel voor gereedschapsstaal en reeds vanaf het eerste moment dat die vers geslepen, vlijmscherpe vouw in contact komt met het hout, start in feite het slijtageproces. Zoals elke vorm van slijtage gaat dat initieel heel geleidelijk, zodat (relatieve) botheid je als het ware kan besluipen. Wanneer de schaaf die zoëven nog perfect functioneerde wat meer aansporing nodig heeft om nog krullen te spuwen, dan zoek je als beginner vaak de oorzaak bij jezelf (“It’s not you baby, it’s me!”). Daardoor ga je misschien het tempo wat opdrijven, meer neerwaartse druk uitoefenen of de schaafbeitel dieper instellen om toch nog materiaal weg te kunnen halen. Allemaal zaken die het schaven lastiger maken en extra energie vergen, terwijl je eigenlijk alleen maar even die schaafbeitel naar de slijpsteen moet brengen en opnieuw op scherpte brengen.
OK, maar hoe vaak moet je dan slijpen? Wel, dat hangt van verschillende factoren af zoals de houtsoort waarmee je aan het werken bent, of het vers of droog hout betreft, hoe je je gereedschap gebruikt en ook van het soort gereedschap. Maar om je een idee te geven: mijn meestgebruikte rugzaag slijp ik gemiddeld om de paar weken. Hetzelfde geldt voor mijn beitels, behalve wanneer ik intensief gebruik maak van één bepaalde maat zoals bij het hakken van pengaten. Dan verkort de tijd tussen slijpbeurten tot ongeveer een dag. Schaafbeitels moeten van alle gereedschappen waarschijnlijk het vaakst geslepen worden. Mijn schaafbeitel slijp ik dan ook dagelijks en vaak zelfs meerdere keren per dag. Alleen mijn potloodje wordt frequenter geslepen!
Bovenstaande zijn natuurlijk maar vuistregels. In praktijk geldt gewoon: in geval van twijfel, slijpen! Van zodra een zaag net wat meer zaagbewegingen lijkt te vragen, wanneer een beitel over kopshout hobbelt in plaats van dunne plakjes af te snijden of wanneer een schaaf zonder veel effect over een oppervlak glijdt: slijpen die handel en dan is er bijzonder veel kans dat het probleem daarmee meteen van de baan is!